Rotterdam heeft in 2020 voor een totaal van iets meer dan vier miljoen aan kosten betaald voor het opsporen en opruimen van conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. De noodzakelijke veiligheidsmaatregelen vonden voor een half miljoen plaats in opdracht van de gemeente Rotterdam zelf en voor bijna 3,7 miljoen van derden. Het Rijk betaalt Rotterdam hier via de Bommenregeling 86% van terug.

Het onschadelijk maken van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog is na 76 jaar eigenlijk nooit opgehouden. Er bestaat in Rotterdam ook een Bommenkaart. Daarop staan de locaties waar een verhoogde kans is op aanwezigheid van niet-ontplofte vliegtuigbommen, ook wel blindgangers genoemd en munitie (granaten en patronen). Er bestaan nog steeds 230 van die locaties.

Wel is het zo dat de kans zeer klein is dat achtergebleven explosieven spontaan ontploffen. Bij werkzaamheden in de grond (bijvoorbeeld hei-werkzaamheden) is deze kans iets groter, maar nog steeds heel klein. Als er op verdachte locaties werkzaamheden gepland staan, is het uiteindelijk in de laatste fase de explosievenopruimingsdienst van het ministerie van Defensie (EODD) die de gevonden explosieven ruimt.